Op 1 mei 2010 is Bouwe Olij gestopt als (de laatste) voorzitter van het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Oud-West. Een afscheidsinterview over 20 maanden voorzitterschap stond in Het Parool van 3 mei. Vlak voor het interview heeft Olij (56) besloten dat op de Ten Katemarkt nog maar één bedrijf de kramen mag neerzetten. Hij wordt er een paar keer over gebeld. ”Dat is het voordeel van zo’n klein stadsdeel. Ze hebben mijn 06-nummer”. De onvrede van de marktkooplieden krijgt een politiek staartje. De oppositiepartijen VVD, D66 en SP dienden op zijn laatste vergadering als stadsdeelvoorzitter van Oud-West een motie van afkeuring tegen hem in, die werd verworpen. “D66 en de VVD dienden die motie alleen maar in omdat een paar grote schreeuwers op de markt hen onder druk zetten. Deze marktmensen uiten fysieke bedreigingen naar mij en raadsleden. Ze trekken mijn integriteit in twijfel door te schreeuwen dat ik er financieel beter van word. In plaats van dat stelling wordt genomen tegen dit gedrag wordt het beloond met een motie van afkeuring. Beschamend en teleurstellend”.
Strijd en opwinding zijn geen vreemden in de politieke loopbaan van de PvdA-er. ”Ik werd in 1972 lid toen ik op de MEAO zat (de voorloper van het MBO). Er waren veel politieke discussies in die tijd. Je had de bevrijdingsbewegingen in Afrika, de Vietnamoorlog. De stemgerechtigde leeftijd was net naar 18 jaar gegaan. Met een groepje mensen op school hebben we gezegd: laten we dan ook maar actief worden. Bij ons thuis waren er veel PvdA- invloeden.. Ik dacht: als het niet bevalt, kan ik altijd nog opstappen. Toen had je nog wat te vertellen als lid. Dat maakte het leuk en spannend. Ik leerde steeds meer mensen kennen in de stad. Mensen denken dat ik al heel lang bestuurder ben. Maar in die 38 jaar ben ik vierenhalf jaar fulltime betaald bestuurder geweest. Voor de rest heb ik de politiek er altijd bij gedaan. Daardoor bleef ik onafhankelijk”. Hij maakte naam als een van de eerste stadsdeelvoorzitters in De Pijp van 1987 tot 1990. “Achteraf ben ik blij dat ik toen opzij werd gezet. We hadden de verkiezingen dramatisch verloren. We kwamen niet in het bestuur. Ik werd fractievoorzitter, maar zo’n stap ontraad ik iedereen. Ik was drie jaar lang verantwoordelijk geweest als voorzitter. Vervolgens roep je in de oppositie wat er allemaal mis is. Alles wat je zegt is dan verdacht. En de fractie geeft je toch een beetje de schuld van de nederlaag. Anderhalf jaar later ging ik weg, en twee maanden later zat de PvdA weer in het bestuur. Ik was eigenlijk de blokkade, ook omdat we Linksakkoord (de voorloper van GroenLinks) eerder buiten het dagelijks bestuur hadden gehouden”. Olij, de zoon van een melkboer, kreeg de reputatie van iemand met wie het moeilijk samenwerken is. “Ik heb ongetwijfeld bijgedragen aan die beeldvorming. Toen ik voorzitter van de PvdA-afdeling werd, zei de fractievoorzitter na drie weken: ”Waar komt het verhaal vandaan dat jij zo’n stalinist bent? Er is met jou prima samen te werken’ ‘Ja’ zeg ik, ’ik weet het. Zo gaat het altijd’. Ik ben niet zo’n gelikt iemand uit een hoogopgeleid milieu. Waar ik opgroeide waren er geen boeken, geen verheven discussies, geen geleerde mensen. Het komt er soms wat botter uit. Maar in die twintig jaar heb ik wel dingen bijgeleerd”.
Hij was zo’n zes jaar als raadslid een luis in de pels van wethouders en van de eigen fractie. Zeker in de laatste periode kwam hij met enige regelmaat in botsing met de fractieleiding. “Was er leiding? Ik deed gewoon mijn werk. Ik ben kritisch, of de wethouder partijgenoot is of niet. Helemaal aan het eind kunnen we kijken of er risico is dat het college valt. En er is niemand die zegt dat er met Bouwe niet te werken valt. Vraag het maar aan al die PvdA-wethouders”. Hij greep een paar keer naast functies die hij ambieerde. Hij werd geen landelijk voorzitter van de PvdA en ook geen wethouder. ”Dat vond ik het meest jammer. Dan kun je echt wat doen voor de stad”. “Hij probeerde vorig jaar lijsttrekker te worden in Zuid, maar dat dat niet lukte daar is hij niet rouwig om. “Ik vroeg me af of ik het heel erg graag wilde”. Pijp-bewoner Olij spreekt wel vol enthousiasme over de anderhalf jaar dat hij in Oud-West stadsdeelvoorzitter was. ”Het verzoek dat te worden, was heel eervol. Oud-West was veel leuker dan ik dacht. We hebben heel veel dossiers opgeschoond in anderhalf jaar en belangrijke beslissingen genomen. We hebben de bouw van het stadsdeelkantoor gestopt. We zijn bezig met de Hallen Er worden de komende tijd honderden woningen gebouwd. Er waren veel dingen die al vijftien, twintig jaar speelden”. De PvdA zat er al lang in het bestuur, dat struikelde over het Hallenproject. Puinruimen? “Dat zou niet aardig zijn ten opzichte van mijn voorganger. Maar ik ben wel een ander soort bestuurder. Ik zit er bovenop. Het was de gewoonte om als de welstandscommissie negatief was over een bouwaanvraag, dat advies in principe te volgen. Nu beslissen we direct of we erin meegaan of er tegenin gaan”.
Hij verveelde zich niet in het kleine stadsdeel. “Ik heb anderhalf jaar dag en nacht gewerkt. Zeven uur op en om één uur naar bed. Dat ligt deels aan mij en deels aan het feit dat we maar twee bestuurders hadden na het vertrek van de VVD uit het bestuur. Ik trof ook van alles aan waar iets aan moest gebeuren. Bijvoorbeeld het parkeerbeleid. In sommige buurten was er zestien jaar wachttijd. Na wat veranderingen is dat nu circa twee jaar”. Met VVD-bestuurder Werner Toonk klikte het, op zijn zachtst gezegd, niet. “De eerste drie maanden, toen Toonk er nog bij zat, dacht ik: hé, in wat voor film ben ik nou in beland?’ Toonk ging elke dag op zijn website schrijven wat er die dag was besproken. Dat gaat natuurlijk niet. Eerst ging ik bemiddelen. We zijn een weekendje de hei op gegaan, deskundige begeleiding erbij, en toen was het uitgepraat. Het ging zes weken helemaal perfect. Je zag de organisatie opbloeien. Eerst was het bij de wekelijkse vergadering van het bestuur afwachten hoe lang het zou duren voor de deur openvloog en er iemand met rode kop uitkwam die even een rondje om het blok ging om af te koelen. Maar na zes weken was het weer mis”.
Na een conflict over de koopzondag vertrok Toonk uit het bestuur. Het bevestigt voor Olij het belang van goede persoonlijke verhoudingen in de politiek.
Hij gaat nu terug naar zijn bedrijf op het gebied van stedelijke ontwikkeling. Daarnaast denkt hij aan het schrijven van een soort ‘lesboek’ voor politici: beschrijvingen van zaken die hij heeft meegemaakt en wat daaruit te leren is. “Het begint er mee te weten wat je wilt. Daarnaast moet je vasthoudend en consequent zijn en prioriteiten stellen. Je moet weten waar je het over hebt. Het lijkt misschien zo dat ik soms erg in details zit, maar je kunt alleen op hoofdlijnen sturen als je echt weet waar het over gaat”.